Multiculturalisme gaat uiteindelijk om inter-menselijke erkenning
Racisme: het woord wordt weer voluit gebezigd in het Nederlandse publieke debat. Bij het opzetten van een sterke Nederlandse antiracismebeweging duiken elke keer dezelfde vragen op: Wie moet er spreken? Welke allianties moeten worden gesmeed? Welk vocabulaire en welk narratief is het meest geschikt? Welke doelen moeten worden gesteld? TENK wil een bijdrage leveren aan deze discussie door enkele vooraanstaande denkers en activisten aan het woord te laten. Laurens Buijs sprak met Francio Guadeloupe, vooraanstaand antropoloog in Amsterdam en sinds begin 2014 de academisch decaan van de University of St. Martin.
Dit stuk verscheen als eerst op 31 juli 2014 op de website tenk.cc (inmiddels niet meer actief).
Ter voorbereiding op onze afspraak stuurde Guadeloupe mij een recent artikel op, genaamd Superdiversity as the recognition of the Ordinary Mischievous Sacred. Dat artikel bevestigde wat ik al over hem wist: hij is geen typische sociaalwetenschapper. Guadeloupe schrijft ritmisch, poëtisch, soms zelfs een tikje symbolisch. Maar ondanks — of misschien wel dankzij — dat is er in zijn taal geen overbodig sociologisch jargon te vinden; evenmin allerlei verkrampte pogingen om als mainstream over te komen. In zijn teksten maakt hij complexe argumenten maar is hij tegelijkertijd toch opvallend helder en toegankelijk. Zijn toon is oprecht en bevlogen, wat waarschijnlijk ook een van de verklaringen is voor zijn ongekende populariteit onder studenten antropologie aan de UvA.
Enkele woorden die steeds terugkomen in het stuk vallen op: superdiversity, collections of Ones, inter-human recognition. Ze geven uitdrukking aan zijn onderliggende filosofie, die wellicht het best beschreven kan worden als holistisch: het idee dat verbindingen de basale bouwsteentjes zijn van de sociale wereld, en dat elke poging om mensen te begrijpen dus moet beginnen met de vraag hoe zij met elkaar verbonden zijn.
Zijn holistische filosofie start overigens niet alleen bij menselijke relaties, maar ook bij de relaties die de mens onderhoudt met zijn omgeving. Het is de hoogste tijd dat de mens zijn prioriteiten fundamenteel herschikt op basis van dit uitgangspunt, aldus Guadeloupe. Dat vergt een radicale verschuiving in het denken over onszelf: wij staan niet boven de natuur maar zijn er onderdeel van, en wij zijn geen goden maar sterfelijke wezens. Wezens waarvan Guadeloupe vindt dat ze enkele uitzonderlijke kwaliteiten hebben die leidend moeten zijn in deze verschuiving: hoop, liefde en zorg.
Antropologen hebben in dit proces volgens hem een speciale rol; niet omdat zij op alles een antwoord hebben (“The question of the human is always a question mark”), maar omdat zij het gereedschap kunnen leveren om de confrontatie tussen het Zelf en de Ander in verdieping om te zetten in plaats van conflict. Dat is ook waar multiculturalisme in het denken van Guadeloupe om draait: een kennismaking die leidt tot inter-menselijke erkenning. Daarom geeft hij de voorkeur aan het woord superdiversiteit boven multiculturalisme, een woord dat hij leent van de antropoloog Steven Vertovec. Dat begrip vertrekt niet van de assumptie dat er zoiets is als een “oorspronkelijke bevolking” die geconfronteerd wordt met allerlei migratiegolven, maar van het idee “dat er altijd beweging is geweest van volkeren, culturele expressies en objecten”. Of zoals hij het in een interview formuleert: “We all come from somewhere”.
In die zin opent Guadeloupe niet slechts de aanval op allerlei nationalistische, conservatieve en rechtse ideologieën over de mens en zijn herkomst, maar ook op die van veel links-progressieven. Ook zij zitten volgens hem nogal eens gevangen in het idee dat er enerzijds een “homogene” oorspronkelijke cultuur bestaat en anderzijds verschillende culturen van “nieuwkomers”, en dat de laatste groepen moeten “integreren” in de cultuur van de eerste groep. Dat zij positief oordelen over deze groepen, hun culturen en hun kansen op succesvolle integratie doet volgens Guadeloupe niets af aan het feit dat ook zij het oude multiculturele groepsdenken uiteindelijk reproduceren.
Als ik Guadeloupe vertel over de levendige discussie over de vraag of witte academici in het multiculturele debat wel kunnen spreken voor Nederlanders met een migrantenachtergrond, reageert hij fel. Deze zorgen vindt hij voortkomen uit het “oude” multiculturele denkkader, dat praat in termen van “people of color” die voor zichzelf moeten spreken en “white allies” die zich hoogstens als bescheiden bondgenoten kunnen opstellen. “Deze concepten passen niet bij het denken over superdiversiteit”, benadrukt hij. Het zijn begrippen die etnische verschillen uiteindelijk, hoe goed bedoeld en begrijpelijk ook, reproduceren, en die een dieperliggend gevoel van “oneness” en “sameness” tussen alle mensen — en uiteindelijk zelfs een “klasseloze samenleving” — in de weg staan.
Ook veel collega-wetenschappers zitten nog teveel vast in oude denkkaders over etniciteit, aldus Guadeloupe. Recente pogingen om het analytisch gereedschap van sociaal wetenschappers die racisme bestuderen uit te breiden met concepten als “culturalisering” en “nativisme” — die niet het raciale maar het culturele aspect benadrukken van huidige vormen van maatschappelijke uitsluiting in West-Europa — verwijst hij naar de prullenbak. “Mijn positie is altijd geweest: waarom zouden we het spelletje spelen door te zeggen dat we niet met racisme, maar met culturalisering te maken hebben? Dit concept is gebaseerd op het idee dat racisme gaat over biologisch verschil, en dat er daarnaast ook uitsluiting op basis van cultureel verschil bestaat. Dat is een fout, want het erkent niet dat het aanbrengen van een culturele hiërarchie altijd al een belangrijk onderdeel was van racisme.”
De nieuwe golf aan concepten slaagt er volgens Guadeloupe dus ironisch genoeg niet in om zich te onttrekken aan de westerse reflex om natuur en cultuur als tegengesteld te zien: “Op deze manier wordt nog steeds niet erkend dat racisme altijd slechts het gevolg is van historische processen. Racisme is de indeling van de wereld die we geërfd hebben van onze voorouders. De progressieven die nu werken aan allerlei alternatieven voor racisme weten dat dit klopt, maar gedragen zich alsof ze het niet begrijpen.”
Op de website van Sociale Vraagstukken kruiste Guadeloupe in 2012 bovendien de degens met een van zijn andere gerespecteerde collega’s: Amade M’Charek, internationaal geprezen om haar baanbrekende werk naar de wijze waarop racisme niet slechts geïnstitutionaliseerd is in menselijke interacties, maar diep zit ‘ingevouwen’ in allerlei wetenschappelijke kennis, zoals DNA-technologie. Zelfs in haar werk schuilt, “ondanks al haar radicaliteit en subtiliteit”, volgens Guadeloupe het risico dat ras wederom verheven wordt tot “religie”, omdat het net zo goed gebaseerd is op de “fundamentele bezorgdheid dat ras een onoverwinnelijk kwaad is”. Het idee dat we ras nu eenmaal moeten erkennen als een onontkomelijk fenomeen — ook in veel sociologische stromingen dominant — gaat er bij Guadeloupe niet in.
Maar is dat niet juist de achilleshiel van Guadeloupe’s denken? Het lijkt eenvoudig hem te diskwalificeren als een idealist, een dromer, een naïeve gelovende in een post-raciale wereld. Als ik hem met deze gedachte confronteer, antwoordt hij met zijn brede lach. “Ik snap waarom je dat denkt, maar ook die conclusie is gebaseerd op achterhaald denken, de aloude dichotomie van het realisme en het idealisme. Het idee dat de wereld onder te verdelen is in realistische en idealistische opvattingen ligt ten grondslag aan een positivistisch wereldbeeld dat allang failliet is.” In de filosofie van Guadeloupe zijn verbeelding en realiteit dus geen gescheiden werelden: zij hebben elkaar juist nodig om te bestaan.
De vraag of ras ‘echt’ is, is volgens hem daarom irrelevant en incompleet. “Ras is niet wat je denkt dat het is, en het is ook niet iets anders. Ik geloof er niet in om de ene religie door een ander te vervangen. Het enige wat we kunnen zeggen is: er zijn mensen, en zij houden zich bezig met allerlei praktijken. Het enige wat er is zijn praktijken.” Met andere woorden: ras (en dus racisme) is ‘echt’ in het denken van Guadeloupe, maar de praktijken die het ‘echt’ maken zijn te veranderen.
En juist daar ziet Guadeloupe een ingang voor een effectieve antiracismestrategie. Het alternatief is volgens hem simpel: ja, we moeten erkennen hoe ras ‘gedaan wordt’ door anderen, maar we moeten het tegelijkertijd zelf ook anders ‘doen’. Bij dit ‘doen’ moeten we ons volgens hem niet laten leiden door religieuze angstbeelden over het bestaan van pure rassenverschillen, maar door een atheïstisch vertrouwen in het feit dat een ieder in staat is tot het praktisch ervaren van een gedeelde menselijkheid. Guadeloupe wil dat dit atheïsme “de zuiverheid van alles in twijfel trekt”, omdat hij het geloof in zuivere uitingsvormen van bijvoorbeeld ras, cultuur of bevolkingsgroep als utopische religie ziet. Een ieder met een focus op de immer veranderlijke, onvoorspelbare en fragmentarische praktijken van de mens weet immers dat puurheid en volmaaktheid daarin nooit meer dan een streven zijn.
In zijn artikel op Sociale Vraagstukken legt hij toegankelijk uit hoe zijn atheïstische strijd tegen racisme er in praktijk uit moet zien. “Ik zou willen voorstellen dat wij helemaal [met ras] ophouden. […]. Op pragmatische wijze uitgedrukt: ik zal een andere handelingsgewoonte aannemen. Een die gebaseerd is op de uitspraak, ik doe niet het goede dat ik wil doen, maar het kwade dat ik niet wil doen — dat blijf ik niet doen. Wat bedoel ik hiermee? Ik doe niet het goede dat ik wil doen — dit gaat over het creëren van het goede van een maatschappij zonder ras in haar historisch geconstitueerde termen, dus, om de werkelijkheid van ras in de Nederlandse samenleving anders te ‘doen’. Maar het kwade dat ik niet wil doen — dat wil zeggen denken en doen in termen van ras — dat blijf ik niet doen — dus helemaal geen ras ‘doen’.”
Laurens Buijs in gesprek met Francio Guadeloupe voor TENK.
Ga naar laurensbuijs.org/publicaties voor meer publicaties.