Homo-emancipatie wordt in Nederland nog steeds slecht begrepen
Rob Wijnberg publiceerde onlangs het stuk ‘Waarom ik tegen het tolereren van homo’s ben’ op De Correspondent, dat een instant hit werd op sociale media. In het stuk beargumenteert Wijnberg dat homo-emancipatie niet tolerantie maar erkenning als einddoel moet hebben, omdat het simpelweg ‘tolereren’ van seksueel verschil geen eind maakt aan vooroordelen, en normalisering van homoseksualiteit in de weg staat. Laurens Buijs traceert het emancipatiebegrip tot zijn oorsprong in de seksuele revolutie van de twintigste eeuw, en beargumenteert dat ook Wijnberg de emancipatiefilosofie van de seksuele voorvechters niet goed begrepen heeft.
Dit stuk verscheen als eerst op 22 augustus 2014 op de website tenk.cc (inmiddels niet meer actief).
Homo-emancipatie en het vooruitgangsdenken
Niet Heineken, Ahold of Royal Dutch Shell: het sterkste Nederlandse merk is nog altijd Nederland zelf. Niet alleen Nederlanders zien zichzelf als homotolerant, maar over de hele wereld associëren mensen ons land direct met seksuele vrijheid. Omdat seksuele vrijzinnigheid zo’n belangrijke rol speelt in het zelfbeeld van de Nederlanders, is het niet verwonderlijk dat homo-emancipatie een prominente rol blijft opeisen in publieke discussies over de Nederlandse cultuur.
Zo luidde de opkomst van Pim Fortuyn een tijdperk in van wat sociologen ‘seksueel nationalisme’ (in Nederland onder andere uitgewerkt door Paul Mepschen) noemen: sindsdien wordt acceptatie van homoseksualiteit continu aangevoerd in het definiëren van de autochtone, Nederlandse cultuur. In het verhaal van de Fortuynisten fungeert de autochtone bevolking als de groep die na een lange emancipatiestrijd eindelijk “geëmancipeerd” of “seksueel bevrijd” genoemd kan worden. Maar helaas, net op dat moment komt er een stroom nieuwkomers die van die strijd niets heeft meegekregen en de hele samenleving terug in de tijd dreigt te werpen. Of zoals Pim Fortuyn het formuleerde: “Ik heb geen zin de emancipatie van vrouwen en homoseksuelen nog eens over te doen.”
Met hun hang naar gemeenschap en traditie dreigen de nieuwkomers dus in botsing te komen met de moderne en geëmancipeerde autochtoon, zo luidt het verhaal. Dit laat zien hoe tegenwoordig betekenis aan homo-emancipatie wordt gegeven: als een vorm van maatschappelijke vooruitgang. Onderdrukking van homoseksualiteit zijn we als onbeschaafd gaan zien; een eigenschap van dogmatische en achterlijke personen of ideologieën. Zij die een accepterende houding naar homoseksualiteit hebben worden gezien als moderne burgers die zich hebben weten te bevrijden van tradities en dogma’s.
Het kan niet anders of het klinkende succes van de nieuw-rechtse politieke bewegingen moet een rol hebben gespeeld in de renaissance van de aandacht voor homo-emancipatie sinds 2000. Sinds die tijd publiceert het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) bijvoorbeeld bijna jaarlijks rapporten waarin “de staat” van “de homoacceptatie” in Nederland in kaart wordt gebracht. Sinds die tijd maken ook politici zich druk over de “emancipatieachterstand” onder etnische en religieuze minderheden. Sinds die tijd beweren woordvoerders van homobelangenvereniging COC dat de homo-emancipatie in Nederland “nog niet voltooid” is. En sinds die tijd is er steeds vaker maatschappelijke verontwaardiging over landen als Rusland en Oeganda waar de homo-emancipatie “achteruit holt”.
Het lijkt onmogelijk om uit het handelen van al deze verschillende personen met hun verschillende belangen en achtergronden een gedeelde definitie van homo-emancipatie te destilleren. Toch valt het me op dat er desondanks brede overeenstemming is, en wel op drie aspecten:
1. Emancipatie duidt een einddoel aan. Emancipatie is iets wat “bereikt” kan worden, maar ook iets wat nog voor het “voltooid” is kan “stagneren” of zelfs “achteruit kan gaan”;
2. Dit einddoel wordt gedefinieerd als ontplooiing van individuen of groepen. Homo’s kunnen al dan niet geëmancipeerd zijn, en dit geldt ook voor hetero’s, autochtonen, allochtonen, mannen, vrouwen, moslims, christenen, jongeren, ouderen, sporters, scholieren, et cetera. Met andere woorden: een individu, maar ook een groep of cultuur als geheel kan aangeduid worden als meer of minder geëmancipeerd;
3. Dit einddoel wordt verder zelden concreet of praktisch gemaakt. Meestal wordt het doel in abstracte termen gegoten, zoals bevrijding van seksuele repressie en het streven naar gelijkheid, tolerantie of acceptatie.
Kort gezegd komen deze overeenkomsten voort uit het feit dat men in Nederland ondanks de diversiteit aan bijdragen in de basis hetzelfde denkt over homo-emancipatie: als een vorm van vooruitgang. Dat is ook de reden dat mensen van links tot rechts zich er zo gretig mee kunnen identificeren: wie zichzelf profileert als homotolerant wordt gezien als iemand die op de troepen vooruit loopt, en krijgt dus een gratis egoboost.
De NVSH: aan de oorsprong van de seksuele emancipatie in Nederland
Mijn argument is echter dat het een misverstand is te assumeren dat het succes van de Nederlandse emancipatiebewegingen voortkomt uit vooruitgangsdenken. Om dat te illustreren ga ik terug in de tijd naar de hoogtijdagen van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH). Deze beweging komt onder andere voort uit het activisme van seksuoloog, arts en abortusbepleiter Jan Rutgers (naar wie de Rutgers Stichting en de Rutgers Nisso Groep zijn vernoemd), en had op zijn hoogtepunt in 1966 — tijdens het voorzitterschap van de populaire Mary Zeldenrust-Noordanus — meer dan 200.000 leden.
De seksuele revolutie in Nederland was een complex platform van strijd dat getypeerd werd door de botsing van allerlei tegengestelde opvattingen. Een analyse van de emancipatiefilosofie van de NVSH van Zeldenrust levert daarom dus geen compleet beeld op van het denken over seksualiteit in Nederland tijdens de ‘long sixties’. Wel geeft een bestudering van de opvattingen van Zeldenrust een inkijkje in de denkwijze en strategie van een van de meest invloedrijke seksuele bewegingen in de Nederlandse geschiedenis.
Emancipatie als voortdurend proces
Zoals gezegd zijn we emancipatie gaan zien als iets wat een einddoel aanduidt. Maar Zeldenrust zette zelf expliciet haar vraagtekens bij dit vooruitgangsdenken over emancipatie. Toen ze in een interview later in haar leven werd bevraagd over haar bijdrage aan de seksuele revolutie, zei ze:
“Ik heb nooit kunnen achterhalen wie die term revolutie heeft uitgevonden. En nee, ik zou het woord revolutie in dit verband ook zeker niet onderschrijven. Ik geloof niet dat er zoveel veranderd is, en zo snel veranderd is, dat er van een revolutie zou kunnen sprake zijn.”
Emancipatie was volgens Zeldenrust niets meer dan een geleidelijk proces, waarbij stapje voor stapje veranderingen worden geboekt. Doordat het niet te voorspellen is hoe deze veranderingen vervolgens doorwerken in de samenleving, moesten emancipatiedoelen volgens Zeldenrust elke keer opnieuw bepaald worden. Daarom vond zij het ook een vergissing om het succes van de vroege emancipatiebeweging als een breuk met het verleden te zien:
“Er zijn veel dingen waarvan ik de indruk heb dat er alleen maar wat makkelijker over wordt gepraat, en dat het in het gedrag van mensen niet zo verschrikkelijk veel uitmaakt. […] Dus ik denk dat die zestiger jaren een beetje overdreven worden naar hun invloed naar mijn gevoel, en waar je ook makkelijk, omdat er allemaal toch wel leuke dingen gebeurden, nostalgisch over kan gaan doen.”
De seksuele revolutie hield volgens haar geen radicale breuk in tussen een achterlijk verleden en een bevrijde toekomst, omdat emancipatie door haar niet gezien werd als het bereiken van een vastliggend einddoel, maar als een voortschrijdend proces; als een strijd die continu aan de veranderende samenleving moest worden aangepast.
2. Emancipatie als herschikking van menselijke relaties
Niet alleen betwijfelde een van de belangrijkste voorvechters van de seksuele revolutie in Nederland, Zeldenrust, dat emancipatie een duidelijk vast te stellen einddoel heeft, ook vroeg zij zich af of seksualiteit überhaupt wel het centrale thema moet zijn voor emancipatiebewegingen:
“Veel belangrijker [dan seksualiteit] is de totale manier waarop mensen met mekaar omgaan, […] hoe mensen met mekaar te maken hebben. We hebben te maken met mensen die denken dat abortus in alle gevallen verboden is. Dat homofilie zonde is, dat voorechtelijk geslachtsverkeer uit den boze is, dat buitenechtelijk geslachtsverkeer een bedreiging is voor de hemel mag weten wat allemaal. Maar [het gaat niet om die punten op zichzelf], het gaat om hoe mensen op een nogal dichtbevolkte aardbol met mekaar leven. En dan is seks niet het onderwerp, maar dat zijn mensen met mekaar, en maatschappelijke structuur, het onderwerp. En dan zou het in mijn gevoel wel eens zo kunnen zijn dat macht, autoriteit, geld, daarbij gekoppeld geweld, veel belangrijker onderwerpen zijn in de omgang van mensen met elkaar, dan seks. Hoe blij ik ook ben met de ontwikkelingen die er geweest zijn.”
Voor haar ging seksuele emancipatie in de eerste plaats dus niet over het bevrijden van individuen of groepen, maar over het herschikken van relaties tussen mensen, waarbij ze erkende dat die relaties bepaald worden door zaken veel omvangrijker dan seksualiteit zelf: geld, macht en autoriteit. Bovendien kon seksualiteit volgens haar onmogelijk los worden gezien van de rest van de persoonlijkheid van mensen. Seksuele emancipatie moest er volgens haar toe leiden dat mensen er een gelukkiger persoonlijk leven op nahielden, omdat meer maatschappelijke ruimte voor seksualiteit de weg kon vrijmaken voor de “integratie van verschillende werelden” die mensen uit schaamte en taboe geneigd zijn gescheiden te houden, met zorgen en stress tot gevolg.
3. Emancipatie als alledaagse veranderingen
Het zal inmiddels geen verrassing meer zijn dat in de emancipatiefilosofie van Zeldenrust weinig ruimte was voor wollige taal, egocentrisme en abstracte dromen: het ging haar om het langzaam maar zeker bereiken van veranderingen in de weerbarstige praktijk van het leven van mensen. In de mission statement van de NVSH stonden tijdens haar leiderschap dan ook geen vage doelen als tolerantie of acceptatie geformuleerd, maar een lange waslijst van concrete wensen over zaken als voorechtelijk geslachtsverkeer, prostitutie, pornografie en abortus. Wensen die voortkwamen uit een grondige bestudering van de taboes waar velen toen mee worstelden.
Seksualiteit betekende voor haar heel wat anders dan voor de intellectuelen en activisten van hedendaags Nederland. Zij dacht niet in termen van duidelijk af te bakenen en vastliggende maatschappelijke groepen als lesbiënnes, homo’s, bi’s, transseksuelen (LHBT’s) en hetero’s, maar in continu verschuivende maatschappelijke problemen die elke keer om dynamische allianties vroegen. Zo hadden volgens haar niet alleen homo’s last van ouderwetse rolpatronen over mannelijkheid en vrouwelijkheid, maar ook hetero’s zelf:
“Aanvaarding van homoseksualiteit betekent homofiele trekjes herkennen bij hetero’s, en heterofiele trekjes erkennen bij homo’s: een verrijking van de mogelijkheden, die het leven biedt.”
Zeldenrust zag seksuele emancipatie dus als het aanpakken van concrete zorgen van mensen die niet konden of wilden voldoen aan de heersende seksuele moraal. De veranderingen die de emancipatiebeweging moest nastreven goot zij nooit in abstracte termen, maar moesten voelbaar en aanwijsbaar zijn in het leven van mensen. Voor Zeldenrust was het doel van homo-emancipatie bijvoorbeeld nooit slechts ‘gelijkheid’, ‘erkenning’ of ‘acceptatie’ van homoseksualiteit. Het doel moest zijn dat homoseksuelen praktische handvatten kregen om een gelukkig, zinvol en geïntegreerd leven te kunnen leiden.
Een nieuw emancipatiebegrip
Voor Zeldenrust was seksuele emancipatie geen doel op zichzelf. Zij praatte ook niet over een liberaal ideaal van bevrijde individuen of groepen, en beriep zich evenmin op een breuk met het verleden of de komst van de moderniteit. Zij definieerde emancipatie niet in algemene termen zoals gelijkheid, vrijheid en tolerantie, maar nam concrete praktijken en gedragingen als maatstaf. Een grondige bestudering van de filosofie van Zeldenrust laat zien dat het huidige denken over emancipatie geen recht doet aan de indrukwekkende en ingewikkelde strijd van de voorvechters.
Rob Wijnberg heeft gelijk als hij zegt dat het begrip homotolerantie grote beperkingen heeft, maar dat probleem is niet op te lossen met het simpelweg vervangen van het ene abstracte begrip (tolerantie) door het andere (erkenning). Een nieuw emancipatiebegrip is nodig dat niet uitgaat van een breuklijn tussen achterlijk en modern, maar dat de continuïteit tussen het heden en het verleden in ere herstelt. Een begrip dat erkent dat emancipatie niet gaat over het wijzen naar ongeëmancipeerde individuen of groepen, maar dat een voortdurende herschikking van maatschappelijke relaties wil bereiken. Een begrip dat niet vertrekt van statische einddoelen en vastliggende groepen, maar dat het vormen van dynamische allianties rond veranderlijke maatschappelijke problemen ten doel stelt. Een begrip dat zich bovendien niet verschuilt achter nobele maar lege ‘grote begrippen’ als gelijkheid, tolerantie en erkenning, maar dat praktisch voelbare veranderingen in het dagelijks leven van mensen nastreeft.
Met andere woorden: Mary Zeldenrust-Noordanus herinnert ons aan het feit dat echte emancipatie veel meer creativiteit vergt dan het vooruitgangsdenken te bieden heeft. Het wordt tijd dat de emancipatiebeweging van nu dat inzicht weer centraal stelt.
Laurens Buijs is sociaalwetenschapper aan de Universiteit van Amsterdam. Dit stuk draagt hij op aan Pim de Kuijer: een goed gesprek enkele weken voor zijn dood in vlucht MH17 vormt de inspiratie voor dit stuk. De citaten van Mary Zeldenrust-Noordanus zijn afkomstig uit een uitzending van Profiel (HUMAN, 2 november 2005).
Ga naar laurensbuijs.org/publicaties voor meer publicaties.